Voor mensen die met zang bezig zijn is het heel vanzelfsprekend te letten op de ruimte in je mond. Wat gebeurt er als je deze klinker iets meer naar voor in de mond zingt en wat juist als je de klank meer in je keel plaatst. Niet veel fluitisten lijken hier ook mee bezig te zijn. Dat is eigenlijk jammer, want de ruimte in je mond heeft wel degelijk een behoorlijke invloed op je klank.
Wat zijn vocalen?
Vocalen zijn klinkers of spraakklanken. In het Nederlands hebben we er aardig wat: uu-ie-i-e-aa-a-o-oe-uu-eu-ei/ij-oo.
Een kleine test.
Laten we een kleine test doen.
- Zeg met een duidelijke stem ‘àh’ als in ‘afwas’.
- Herhaal dit een paar keer.
- Nadat je ‘`ah’ gezegd hebt laat je je mond in deze stand staan.
- Onderzoek de ruimte in je mond:
- Waar ligt je tong?
- Welke vorm heeft je tong?
- Is je kaak laag of juist hoog? Naar voor of naar achter?
- Hoeveel ruimte heb je in je mond?
- Doe nu bovenstaande stappen met de klinker ‘ie’ als in ‘liefde’.
- Als je alle stappen weer gevolgd hebt wissel dan langzaam ‘ah’ en ‘ie’ af.
- Wat zijn de verschillen?
Je kunt deze oefening doen met alle klinkers. Onderzoek ze allemaal.
Vocaliseren op de fluit.
Ons embouchure heeft natuurlijk een bepaalde focus nodig. Wij zijn niet zo flexibel als zangers als het om het gebruik van de lippen gaat om bepaalde klinkers te vormen. Maar dat hoeft ook niet. Voor ons is het juist interessant te kijken wat er achter je lippen, in de ruimte van je mond gebeurt. Dit kun je extra ervaren door bovenstaande oefening met een fluitembouchure te doen.
Nu kan het experimenteren op de fluit beginnen.
- Zeg afwisselend ‘`a’ als in afwas en ‘ie’ als in ‘liefde’.
- Ervaar het verschil.
- Speel nu een B1 afwisselend met de ruimte van ‘`ah’ en ‘ie’.
- Ervaar het verschil. Pas de luchtdruk aan op de klinker. Luister goed naar wat de fluittoon nodig heeft.
- Experimenteer ook in etudes en stukken met vocalen.
Vocalen moderne speeltechnieken.
Bij het gebruik van moderne speeltechnieken kunnen we vocalen goed gebruiken. De techniek die er het meeste baat bij heeft zijn de multiphonics. Bij multiphonics spelen we twee of meerdere tonen tegelijkertijd. Omdat elke toon op de fluit zijn eigen luchtsnelheid heeft kunnen we de multiphonics niet of nauwelijks sturen met de luchtsnelheid. Speel je immers een lage en hoge toon tegelijkertijd dan heeft de lage een lagere luchtsnelheid nodig dan de hoge toon. Dit kun je oplossen door vocalen te gebruiken. De lage tonen werken vaak goed op diepe klinkers als ‘à’ en hoge tonen werken vaak goed bij klanken die meer voor in de mond liggen (dit kun je trouwens ook bij traditioneel fluitspel gebruiken!). Door die twee klanken te mixen wordt het vaak makkelijker een multiphonic te spelen.
Andere technieken waarbij het gebruik van vocalen goed werkt zijn harmonics, whistletones, singing & playing en pizzicato.
Wil je meer tips en oefeningen? Kijk dan snel in het Flute Colors boek.