Als jong kind logeerde ik in het weekend graag bij mijn oma. Zij woonde in een mooi groot huis recht tegenover een klein sportvliegveld. Leven deed mijn oma voornamelijk in de keuken. Dat was een grote vierkante kamer met in het midden een grote ronde tafel. De keuken keek uit op een uitgestrekte tuin. Als ik op zaterdagochtend wakker werd pakte ik snel mijn (toen nog) blokfluitspullen en ging met mijn gezicht richting de tuin op de tafel zitten om te fluiten. De wereld was er even niet meer, ik had alleen oog en oor voor mijn muziek. Heerlijk vond ik het om niet alleen de traditionele stukken te spelen, maar ook om de mogelijkheden van het instrument te ontdekken. Vond ik sommige geluiden raar? Nee helemaal niet. Ik vond het geweldig! Op dat moment had ik nog geen flauw idee wat ik deed en dat we dat ‘moderne speeltechnieken’ noemen. Ik was gewoon aan het fluiten.
De wilde haren van een ‘jong’ instrument.
In het Nederlands hebben we het vaak over ‘moderne speeltechnieken’. Dat terwijl de technieken waar we het dan over hebben juist van alle tijden zijn. Circular breathing bijvoorbeeld wordt al duizenden jaren toegepast en flutter tongue gebruikte men ook al in de Barok. Niet zo heel modern dus. De Boehmfluit stamt uit 1847. Vergeleken met sommige andere instrumenten zouden we kunnen zeggen dat ons instrument zelf al relatief modern is. In de jaren 50 van de vorige eeuw begonnen de experimenten met deze ‘nieuwe’ fluit pas echt. Componisten en fluitisten onderzochten uitgebreid de mogelijkheden. De fluit was niet langer meer alleen maar dat glimmende instrument met hemelse klank. We leerde ook een ruwere, minder brave kant van de fluit kennen.
Uitgebreide techniek
Hoe is dat in het Engels? Daar spreken we vaak over ‘extended techniques’. Dit suggereert dat de technieken een uitbreiding zijn van reguliere technieken. Persoonlijk vind ik dat een betere benaming dan moderne speeltechnieken. Bij beide benaderingen wordt er een onderscheid gemaakt tussen een reguliere manier van spelen en een andere manier van spelen. Dat vind ik jammer omdat ik hoop dat de technieken waar we het over hebben zo geïntegreerd raken in het algemene fluitspel dat we alleen nog maar hoeven te praten over ‘technieken’. Als we de technieken blijven behandelen als anders of bijzonder dan wordt integreren lastig.
Een goede oplossing
Toen ik in 2010 werkte aan mijn onderzoek over het toegankelijk maken van moderne speeltechnieken voor spelers van alle niveaus ontdekte ik een interessant artikel van de in Noorwegen wonende en werkende Engelse fluitist Dean Stallard. In zijn artikel Extended techniques for New Beginners uit 2001 stelt hij voor onderscheid te maken tussen primaire technieken en secundaire technieken. Primaire technieken zijn absoluut nodig om fluit te kunnen spelen. Zonder deze technieken kan niets anders functioneren. Alle overige technieken vallen in de categorie secundaire technieken.
Primaire technieken zijn adembeheersing en ademsteun, controle over het embouchure en controle over de buis door middel van vingertechniek. Secundaire technieken zijn technieken die niet goed functioneren als de primaire technieken niet op de een of andere manier aanwezig zijn. We kunnen hierbij denken aan dynamiek, articulatie en alle technieken die we nu nog moderne speeltechnieken noemen.
Drie verschillende benaderingen. Het mag duidelijk zijn dat ik de voorkeur geef aan optie drie. Vooral omdat ik vind dat deze benadering drempelverlagend kan werken. Zijn alle secundaire technieken dan geschikt voor alle fluitisten? Zelfs de jongste? Daarover meer in het volgende magazine.